26 mei 2019
Zinnige zorg
Zinnige zorg voor mensen met een trombosebeen of longembolie
De zorg voor mensen met een trombosebeen of een longembolie kan waarschijnlijk nog beter, blijkt uit een recent Zinnige Zorg-rapport van Zorginstituut Nederland. Bijvoorbeeld bij het stellen van de diagnose, het bepalen van de duur van de behandeling en het omgaan met antistollingsmedicijnen in het ziekenhuis.
Verbeterpunten
Samen met patiëntenverenigingen en zorgprofessionals heeft het Zorginstituut gekeken naar mogelijke verbeterpunten in het zorgtraject van mensen met een trombosebeen of longembolie. Daarom zet het Zorginstituut samen met deze betrokkenen vervolgonderzoek op om te bevorderen dat de zorg op bepaalde punten nog beter wordt. Een trombosebeen of longembolie kan namelijk (soms vermijdbare) ernstige gevolgen hebben:
- Een patiënt met een longembolie kan als de diagnose niet op tijd gesteld wordt aan de aandoening overlijden. De sterfte is nog steeds aanzienlijk.
- Na trombose of longembolie kunnen klachten blijven bestaan. Te denken valt aan een chronisch dik en pijnlijk been, of vermoeidheid en kortademigheid. Deze klachten leiden tot een duidelijke vermindering van de kwaliteit van leven.
- Het gebruik van antistollingsmedicatie heeft ook een keerzijde. Jaarlijks zijn er minstens 6000 ziekenhuisopnames vanwege een ernstige bloeding.
Bloedstolsel
Een bloedstolsel in de aderen is de oorzaak van een trombosebeen of longembolie. Het vormt zich vaak in het onderbeen. Mensen krijgen klachten van het been, zoals pijn en zwelling. Zo’n stolsel kan ook doorschieten naar de longen en zo een longembolie veroorzaken. Dit kan plotseling opkomende kortademigheid of pijn bij het ademhalen veroorzaken. Jaarlijks melden zich rond de 17.000 nieuwe patiënten met een trombosebeen of longembolie in de huisartsenpraktijk of het ziekenhuis. In 2015 waren er ruim 24.000 volwassenen voor trombose onder behandeling in het ziekenhuis, waarvan meer dan 10.000 met (ook) een longembolie.
Voor meer informatie over het onderzoek kunt u hier het rapport downloaden.
Bron: Zorginstituut Nederland