Kanker
Steeds meer patiënten leven langer met kanker. Ondanks dat dit positief is, wordt aandacht voor trombose hierdoor nog belangrijker. Als u kanker hebt kan de samenstelling van uw bloed veranderen, wat de bloedstolling kan beïnvloeden. Dit verhoogt het risico dat u een trombose oploopt.
Kankercellen kunnen eiwitten die betrokken zijn bij het vormen en afbreken van een stolsel aan- en uitzetten. Dit kan het stollingssysteem uit balans brengen waardoor een trombose ontstaat.
Trombose kan ook een indicator zijn voor kanker. Bij ongeveer 5 tot 10 procent van de patiënten met een trombose met een onbekende oorzaak wordt deze veroorzaakt door een onderliggende tumor.
Risicofactoren voor trombose gerelateerd aan kanker
- Bij een kanker kunt u enige tijd verzwakt zijn en daardoor langer behoefte hebben aan bedrust. Hierdoor stroomt uw bloed trager en is de kans op een trombose groter.
- Bij de behandeling van kanker kunt u chemotherapie en/of een operatie ondergaan. Deze ingrepen leiden tot beschadiging van bloedvaten, met als gevolg een grotere kans op trombose.
- Behandeling met een chemo- of hormoonkuur kan de samenstelling van uw bloed veranderen. Door een andere samenstelling kan zich een stolsel vormen.
- Trombose komt vaker voor bij bepaalde typen kanker, bijvoorbeeld bij alvleesklier- en maagkanker.
- In geval van uitzaaiingen kunnen kankercellen het stollingssysteem sneller uit balans brengen waardoor een trombose kan ontstaan.
Daarnaast verhogen onder andere overgewicht, roken, het gebruik van de anticonceptiepil en een erfelijke afwijking het risico op een trombose, ook in het geval van kanker.
Behandeling
Wanneer u kanker hebt met daarbij een eerdere veneuze trombose, dan hebt u een grote kans dat de trombose terugkeert. Daarom vormen antistollingsmiddelen de standaardbehandeling voor het voorkomen van trombose. In het geval van kanker worden patiënten meestal behandeld met laagmoleculair gewichtsheparines. Heparines werken namelijk beter bij deze patiënten dan vitamine K-remmers. Patiënten met kanker en trombose wordt geadviseerd om minimaal een half jaar antistolling te gebruiken en hiermee door te gaan zo lang de kanker actief is.
Toekomst
Al 10 tot 15 jaar is behandeling met heparine de norm voor patiënten met kanker en trombose. Heparine wordt onderhuids ingespoten, vaak in de buik of bovenbenen. Dit kan leiden tot vervelende bulten onder de huid. Dit versterkt de noodzaak voor een betrouwbaar alternatief.
De afgelopen jaren is gelukkig steeds meer geïnvesteerd in nieuw onderzoek naar antistollingsmiddelen bij patiënten met kanker. Directe orale anticoagulantia (DOAC’s) zijn mogelijk een goed alternatief. Zo heeft recent onderzoek laten zien dat edoxaban, een DOAC, evengoed als een heparine een veneuze trombose of ernstige bloedingen kan voorkomen. Meer onderzoek is nodig om vast te stellen of dit ook geldt voor andere DOAC’s.
Betere kankerscreening bij trombose
De Trombosestichting heeft in 2017 geïnvesteerd in een project onder leiding van prof. dr. Harry Büller (AMC) naar een betere kankerscreening voor patiënten met trombose zonder duidelijke oorzaak. Dit onderzoek evalueert een nieuwe bloedtest om sneller te ontdekken of een patiënt met een trombose zonder duidelijke oorzaak kanker heeft. Het resultaat is dat een patiënt in een vroeg stadium behandeld kan worden. Meer informatie over de inhoud van dit onderzoek kunt u hier terugvinden.
Magazine Bloedserieus
Het magazine Bloedserieus gaat in begrijpelijke taal in op de relatie tussen trombose en kanker. U kunt onder andere lezen over het risico en de signalen van trombose, voeding, therapeutisch elastische kousen en patiëntervaringen.